De Sfinx

De telkens toenemende speelsterkte van het computerschaak leidt bij veel menselijke spelers tot gemengde gevoelens. De digitalisering van het schaakspel doet een zekere afbreuk aan de romantiek, en daarbij is het soms onaangenaam te ervaren dat een hoopje electronica in staat is de tactische gebreken van het grootmeesterschaak bloot te stellen. Zo verklaarde een zichtbaar teleurgestelde Hans Bohm op het NOS journaal dat de mensheid na de nederlaag van Kasparov tegen Deep Blue II maar beter kon ophouden met schaken om in plaats daarvan zinvolle activiteiten te ontplooien, zoals van elkaar houden en kinderen opvoeden.
Toch heeft de toegenomen sterkte van het computerschaak ook positieve kanten. De objectieve rekenkracht van computers kan bijvoorbeeld goed van pas komen bij het controleren van eindspelstudies. Tevens kan een schaakcomputer een waardevolle secondant zijn bij het analyseren van complexe, tactische stellingen. De ingewikkelde scrimmage in de partij Flohr-Fine (1935) heeft analytici decennia lang bezig gehouden. Zoals spoedig duidelijk zal worden is deze stelling bij uitstek geschikt om met behulp van de computer te bekijken, hetgeen kan resulteren in de weerlegging van oude aanbevelingen en de ontdekking van nieuwe ideeen.

Flohr - Fine, Hastings 1935/1936

Na de inleidende zetten

1. d4 e6 2. c4 Pf6 3. Pc3 d5 4. Lg5 Pbd7 5. e3 Le7 6. Pf3 0-0 7. Dc2 c6 8. a3 Te8 9. Td1 dxc4 10. Lxc4 Pd5 11. Lxe7 Dxe7 12. 0-0 Pxc3 13. Dxc3 c5 14. d5 exd5 15. Txd5 b6 16. Tfd1 Tf8 17. b4 cxb4 18. axb4 Pf6 19. Te5 Dc7 20. Pg5 Lb7 21. Pe6 Dc6 22. f3 La6 23. Td4 Tfc8 is een stelling ontstaan die "de sfinx" genoemd is vanwege zijn ondoorgrondelijke karakter: diverse topspelers hebben de stelling geanalyseerd zonder tot een gemeenschappelijk oordeel te komen.
 
  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  
Wit aan zet, zet 24.

Wit heeft tot nu toe energiek gespeeld, maar nu moet hij een belangrijke beslissing nemen: de loper lijkt niet meer te redden, maar de zwarte koning is kwetsbaar. Fine speelde uiteindelijk 24. Pd8?! En na 24...Dc7! 25. Tg4 Dxd8 26. Teg5 Dd1+ 27. Kf2 Pxg4+ 28. Txg4 g6 29. Lxf7+ Kxf7 30. Tf4+ Kg8 31. Df6 Dd7 moest hij opgeven. Alle analytici, waaronder Euwe, Kotov en Blumenfeld, meenden dat 24. Pd8 de beslissende fout was. Echter, na 24...Dc7 had Wit 25. Lxf7+ of 25. Pc6 moeten spelen. Na 25. Lxf7+ leidt het gedwongen 25...Dxf7 26. Dxc8 Txc8 27. Pxf7 Kxf7 tot een interessant eindspel:
 
  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  
Analyse, Wit aan zet, zet 28

28. b5 Lb7 (28...Tc5?! 29. Txc5 bxc5 30. Ta4 Lxb5 31. Txa7 = / +=) 29. Ta4?! Ta8! met het idee Lc8-d7 hetgeen b5 aanvalt ziet er beter uit voor Zwart, maar 29. e4 Tc7 30. g4 geeft Wit tegenspel en de stelling is onduidelijk. 25. Pc6, de tweede optie na 24. Pd8 Dc7, verliest materiaal maar houdt Zwart in een houdgreep: 25…Dxc6 26. Td8+ Txd8 27. Lxf7+ Kxf7+ 28. Dxc6 en het is niet duidelijk hoe Zwart zich moet bevrijden zonder zijn pionnen op de damevleugel te verliezen.

Na de partij schijnt Flohr te hebben gezegd alleen 24. Tg5!? als alternatieve mogelijkheid te hebben overwogen. De "weerlegging" 24...Dxe6?? (Bouwmeester) verliest wegens 25. Td8+!. Een korte opsomming van andere zetten die Zwart niet helpen: 24...Pe8? 25. Pxg7 Pxg7 26. Td8+; 24...g6? 25. Td8+ and 26. Dxf6; 24...Lxc4? 25. Txg7+ Kh8 26. Txh7+! (Euwe); 24...Kh8? 25. Txg7!! (Fritz). De enige zet lijkt 24...fxe6. Hierna kan Wit in stijl verder gaan met 25. Tdg4 Kh8! 26. Txg7 e5! 27. Dxe5 Te8! 28. Txh7+ Kxh7 29. Df5+ Kh8
 
  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  
Analyse, Wit aan zet, zet 30.

Zwart heft zich nauwkeurig verdedigd. Wit kan de zwarte dame winnen middels 30. Th4+ Kg7 31. Dg5+ Kf8 32. Th6, maar het koele 32...Lxc4 maakt een einde aan zijn winstkansen. Omdat 30. Tg6 Te7! (Euwe) 31. Th6+ Th7 32. Dxh7? Pxh7 33. Txc6 Lxc4 34. Txc4 a5 op zijn best onduidelijk is, doet Wit er verstandig aan de remise te nemen: 30. Tg6 Te7 31. Th6+ Th7 32. Txf6 Dxc4 33. Tf8+ Txf8 34. Dxf8+ Dg8 35. Df6+ en eeuwig schaak.
Nu terug naar de partij. Bouwmeester is van mening dat Flohr een prachtige en gedwongen winst misliep door geen 24. Tg4!? te spelen. Twee varianten ondersteunen zijn claim : (1) 24...Pxg4? 25. Tg5 f6 26. Txg7+ Kh8 27. Dd3 en mat is onvermijdbaar, (2) 24...Lxc4? 25. Txg7+ Kh8 26. Th5 Dxe6 27. Tgxh7+ Kg8 28. Th8+ Kg7 29. T5h7+ Kg6 30. Dc2+ Pe4 31. Th6+ en wint. Dit ziet er behoorlijk overtuigend uit, of niet?. Fritz is echter niet zo snel onder de indruk en speelt het prophylactische 24...Kh8!!, waarna de hoofdvariant gaat 25. Txg7 Dxc4 26. Dxc4 Txc4! 27. Txf7 Tc1+ 28. Kf2 Pg4+! en Wit kan het wel schudden. Dit is een tamelijk duidelijke variant, en het was nogal een verrassing toen we in een vergeelde uitgave van "64" lazen dat Wit terug kan komen in de partij met het idiote 25. Tc5! (Blumenfeld). Het idee achter dit offer is het openen van de c3-h8 diagonaal alwaar de zwarte koning zijn toevlucht heeft gezocht. Zwart heeft nu twee keuzes: de toren nemen, of het paard. De eerste en meest directe optie geeft Wit kansen op remise: 25...bxc5 26. Txg7 Lxc4! (26...Dxe6 27. Txh7+! Kxh7 28. Lxe6 fxe6 29. Dxf6 is iets minder nauwkeurig) 27. Txf7 Dxe6 28. Txf6 Kg8 29. Txe6 Lxe6 30. bxc5 a5 31. De5. De meest overtuigende voortzetting is 25...fxe6! 26. Txc6 Txc6 27. Db3 Pxg4 28. Lxa6 Tc1+ 29. Lf1 Td8 30. fxg4 Tf8 31. h3 Tcxf1+ en Zwart staat er duidelijk het beste voor.
Moeten we nu dus concluderen dat Zwart de witte stormloop overleefd? Zeker niet, na slechts enkele minuten stelt Fritz het natuurlijke 24. Pxg7! voor en plotseling is alles duidelijk: de zwarte koning kan niet verdedigd worden! Zwart heeft twee keuzes: hij kan 24…Kxg7 of 24…Lxc4 spelen. Na de eerste optie, 24…Kxg7, zet Wit voort met 25. Tg4+! Kh8 (25...Pxg4? 26. Tg5+ Kf8 27. Dg7+ Ke7 28. Dxf7+; 25...Kf8? 26. b5 Dd6 27. Tf4 Txc4 28. Txc4 Lb7 29. Tf5) 26. b5! Lxb5 (26...Dd6 27. Tf5) 27. Txb5 Td8 28. Tf5 (zwart's koningsvleugel is zwak en de witte torens zijn actief, Wit staat duidelijk beter. 28. Td4 kan ook.) 28...Td1+ (of onmiddellijk 28...Td6) 29. Kf2 Td6 30. Tgf4 Kg7 31. g4! h6 32. g5! hxg5 33. Txg5+ Kf8 34. Db4! en Zwart kan materiaalverlies niet vermijden. De tweede optie, 24…Lxc4, resulteert ook in een korte en gewelddadige strijd: 25. Pf5 Tc7 26. Td6 Da4 27. Te8+! Pxe8 28. Ph6+ Kf8 29. Dh8+ Ke7 30. Pf5 mat. In de laatste variant kan Zwart 25…Da4 proberen, waarna “normale” voortzettingen niet volledig duidelijk zijn.
 
  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  
Analyse, Wit aan zet, zet 26.

Wit speelt hier 26. Tc5! (26. Ta5 is ook OK), en dat is een behoorlijke klap voor Zwart: 26…bxc5 (26…Txc5 27. bxc5 bxc5 28. Tg4+!) 27. Tg4+! Kf8 28. Dxf6 is dodelijk vanwege de dreiging 29. Tg8+ en 30. Dg7 mat. Merk op dat 26. Tc5! Mogelijk is omdat er een pion op b4 staat. Merk verder op dat in de laatste variant de zwarte noodrem niet werkt: 28…Dd1+ 29. Kf2 Dc2+ 30. Kg3 Dxf5 31. Dd6+ en 32. Tg8 mat. Deze twee opmerkingen zullen later van belang blijken te zijn.

In zijn klassieke werk "Think like a grandmaster", analyseert Alexander Kotov ook de partij tussen Flohr en Fine (Joris Brenninkmeyer attendeerde ons hierop). De volgende twee zinnen uit Kotov's prachtige boek zijn waarschijnlijk bedoeld om toekomstige tegenstanders angst in te boezemen. "Naturally I analyzed without moving the pieces so as to make it just like a tournament game." En op dezelfde pagina lezen wij "Annotators the whole world over analyzed this position. A win for White found in one country was quickly refuted in articles published in another. A practically invisible finesse spotted by one analyst was soon shown to be an error on further examination. Finally the English master Winter found the one and only win. I had worked out the same line in my own analysis.". Fritz blijkt niet zo gemakkelijk te intimideren. Kotov claimt dat 24. b5 Lxb5 25. Pxg7 de enige winnende variant is. Dat is natuurlijk strikt genomen niet juist, want 24. Pxg7! Kxg7 25. Tg4+ Kh8 26. b5 Lxb5 27. Txb5 is een zetverwisseling. Kotov geeft een aantal varianten, waarvan de volgende op aardige wijze weerlegd wordt: 24. b5 Lxb5 25. Pxg7 Lxc4 26. Pf5?. Deze voor de hand liggende zet is prima als er nog steeds een pion op b4 zou staan, zoals na 24. Pxg7! Lxc4 25. Pf5!, maar nu dit niet het geval is had Wit 26. Ph5! moeten spelen bijvoorbeeld 26...Pxh5 27. Tg5+; 26...h6 27. Tg4+ Kh7 28. Tc5! bxc5 29. Pxf6+ Kh8 30. Pe8+ f6 31. Pxf6; 26...Ld5! 27. Pxf6+ Dxf6 28. Tg4+ Dg6 29. Txg6+ hxg6 30. Dd4 en Wit wint waarschijnlijk. Maar wat is er mis met Kotov's natuurlijke 26. Pf5? Nu, 26...Da4! en de loper op c4 is verdedigd (er staat geen pion op b4, hetgeen trouwens ook 27. Tc5 uitsluit – vergelijk diagram 4). Vanzelfsprekend zag Kotov deze finesse, en hij besluit zijn commentaar met de opmerking dat na 27. Te8+? Txe8 28. Tg4+ Kf8 29. Dxf6, Zwart geen afdoende verdediging heeft tegen 30. Tg8+
 
  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  
Analyse, Zwart aan zet, zet 29.

Maar in dit geval werkt de zwarte noodrem wel! 29...Dd1+ 30. Kf2 Dc2+ 31. Kg3 Dxf5!!. Zwart gaat niet mat want na 32. Dd6+ interpoleert de zwarte toren op e7! (vergelijk opnieuw met diagram 4, waar de zwarte toren op c8 staat). Wit moet genoegen nemen met 32. Dxf5 Le6 33. Dxh7 Lxg4 34. Kxg4 en gezien de vastberaden a-pion kan hij slechts op eeuwig schaak rekenen.

Eric-Jan Wagenmakers & Han van der Maas